— 59 —
van Thomas Robert Malthus „Over de bevolkingsleer” uit, en werd veel besproken. Maltbus stelde de theorie op, dat de menschheid de tendenz heeft zich in eene geometrische progressie-reeks, dus in de reeks: 1, 2, 4, 8, 16, 32 enz., te vermeerderen; daarentegen vermeerderen de voedingsmiddelen zich maar in eene arithmetischen reeks: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 enz. Uit deze, met/'? elkander in tegenspraak zijnde tendenzen, zou volgens Malthus, . binnen vijf-en-twintig jaren — die voldoende zijn om de ver- '** dubbeling van het aantal menschen voort te brengen — de aarde * zoo óverbevolkt zijn, dat de menschheid te gronde zal moeten gaan, door gebrek aan levensmiddelen.
Fourier nu pakt het vraagstuk van zijne andere zijde aan. Hij huldigt de grondstelling: stijgende produktiekrachten geven een stijging van produkt, beiden staan tot elkander in onmiskenbare verhouding. Maar zegt hij, „vergeefsch zullen de beschaafden naar middelen moeten omzien, om eene vier- ja, honderdvoudige vermeerdering te bereiken, die er noodig is, wanneer de menschen veroordeeld moeten blijven zich te vermeerderen onder den tegenwoordigen socialen toestand, die, tengevolge van oneconomische toepassing, der maatschappij dwingt, gestadig het drie-of viervoud van het produkt op te koopen, om het door de gewoonte bestendigde levensonderhoud der verschillende klassen, mogelijk te maken.”
Ten allen tijde in de beschaving was de bevolkingstoename, in verhouding tot de voedingsmiddelen, een der klippen waarop de politiek is gestrand. De Ouden kenden tegen de overbevolking geen andere middelen dan uitzetting, kinderdooding en wurging van de overtollige slaven.
„In sociètaire toestand”,- zegt Fourier, „werpt de natuur tegenover de excessieve vermeerdering van de bevolking, vier werkzame dammen op. Ie. De grootere kracht en de lichamelijke ontwikkeling der vrouwen; 2e. de ruimere levenswijze; 3e. de phanegoramische zeden en 4e. de gelijkmatige lichamelijke oefening van alle krachten. Wat de grootere lichamelijke ontwikkeling aangaat, dat zien wij bij de vrouwen in onze steden; op elke vier vrouwen die onvruchthaar zijn, komen drie robuste, terwijl daarentegen de zwakkere vrouwen ook de vruchtbaarste zijn. Men zal zeggen, dat de vrouwen ten platten meest robust en tóch ook vruchtbaar zijn. Dit is juist, zegt Fourier, maar een bewijs te meer, dat alle vier middelen moeten worden gecombineerd en met elkander verknocht moeten worden gemaakt. De vrouwen op het platte land zijn vruchtbaar, omdat zij matig leven en een grove, hoofdzakelijk vegetabiele voeding tot zich nemen.