geleid, zoo moest dit ook nu weder geschieden, thans dpor het denkend gedeelte van de samenleving. »-<*' ?
"TJeTTer door de Saint-Simon gedachte heerschappij van den geest, moest in waarheid die van het genie zijn. Deze genieën moesten onafhankelijk zijn/" geen posten van de regeering be- ^ ’ 7 hoeven aan te nemen en daardoor niet verplicht zijn „secon-dairement” te denken. Zij moesten zich niet verlamd gevoelen, en met stoutheid zouden zij de wieken van hunne geestelijke meerderheid kunnen uitspreiden en daardoor de menschelijke maatschappij steeds ten zegen kunnen verstrekken. „Ruimte voor de Arehimedessen!” was zijn uitroep — „geen hulde meer aan de Alexanders!” Met andere woorden: de tijd die aangebroken was beteekende volgens hem, een ten troon stijgen van de wetenschap, die de plaats innam van de studie van den oorlog.
Bij zijn plan tot organisatie van de maatschappij, verdeelde hij de menschen in drie klassen. De eerste klasse was die / ';<Y ».<v van de vooruitgang; zij was samengesteld uit de geleerden, de't.m ; mannen van de kunst, en allen, die liberale denkbeelden ten,, ‘ r‘ beste van de samenleving te geven hadden. De tweede was die ^ van het behoud, zij bestond uit de eigenaars van den grond.
• De derde klasse was die van de gelijkheid. Zij bevatte dat deel mr van de menschheid dat niets bezat, geen eigendom, ook niet ‘ ‘' een geestelijk.
Tot de eerste klasse zeide hij: „Gij geleerden en kunstenaars, gij hebt den scepter der publieke opinie in uwen hand, grijpt dien aan met moed Overwint slecht der inertie van uwen stand. Mathematici maakt een aan vang!”
Tot de tweede klasse richtte ?ich de Saint-Simon met deze woorden: „Aanvaardt mijn plan, doet het uit vrijen wil, want anders zoudt gij er door de geleerden toe gedwongen kunnen worden en zou de geschiedenis van 1789 zich voor u kunnen herhalen. Gij kunt de crisis nog beletten, en taak van den overgangstoestand kunt gij helpen verlichten. Gij kunt de „regulateurs” der beweging worden en op die wijze uwe plaatsen blijven innemen!
En tot de derde klasse eindelijk zeide hij: Vrienden maakt dat de rijken, die tot nu toe geen andere bezigheid gehad hebben dan u bevelen te geven, gedwongen worden u onderwijs te geven.
Wie kunnen u anders voorthelpen dan de geleerden? Een geleerde is iemand die voomef, iemand die voor spelt.
Bedenkt wel dat gij d&arom alleen, staat onder de heerschappij van de klasse van de eigenaars, — die tien- en twintigmaal geringer in aantal zijn dan gij — omdat de eigenaars u in verstand