het landvolk zich bevond van nabij kennen en het is wel daaraan te wijten, dat hij zich reeds in 1887 onledig hield met de studie van de werken van Meslier, Morellij en Mablij, en met het vraagstuk van de afschaffing van den eigendom.
Na de bestorming der Bastille, waaraan hij deel had genomen, bekleedde hij verschillende ambten in dienst van den Staat. In 1794 stichtte hij het „Journal de laliberté de lapress e”, dat later in „Tribun du peuple” werd omgedoopt. Na den val van Robespierre en zijnen aanval op degenen welke dezen ten val hadden gebracht, de Thennidoristen, werd hij, tezamen met een aantal eveneens radikale republikeinsch-gezinden, in de gevangenis geworpen. Hier was het, dat Babeuf de gelegenheid kreeg, om met hen van gedachten te wisselen, over het beginsel van de gelijkheid en te onderzoeken of de gelijkheid, zooals die tot nog toe was verstaan, wel eene grondstelling voor het maatschappelijk leven kon heeten van genoeg-• zame waarde, om het geluk en het leven daarvoor te wagen. Zij werden tot twijfel daaraan gedreven, door de gebeurtenissen , van den laatsten tijd, en kwamen tot de slotsom, dat het 'simpele politieke axioma van de gelijkheid alléén, geen I ideaal kon zijn waarmede de menschheid gelukkig te maken /was. Zij trokken uit de theorieën van Jean Jeaeques Rousseau, die in die dagen, wel de bron waren van alle hervormers van voor en in 1789, de verdere consekwenties en de conclusie, dat ook het onderscheid in bezit moet worden weggenomen, wil de politieke gelijkheid geen chimère, geen denkbeeldig iets blijken te zijn.
In October 1795 weder vrijgelaten, ging Babeuf dadelijk aan het agiteeren voor zijne denkbeelden, die communistisch waren en de natuurrechtelijke politieke gelijkheids-ideën van Rousseau ten . grondslag hadden. „De mensch is van nature goed” gelijk Rousseau ) leerde; deze goede en onbedorven mensch werd eigenlijk nog maar vertegenwoordigd door die uit de onderste standen der samenleving, |^die van de weelde en de verdorvenheid daarmede gepaard gaande, nevrijd waren gebleven. Daarom moest door de toekenning van alle politieke rechten het volk tot de regeering brengen,” omdat, gelijk men in 1793 zeide: „le but de la société est le bonheur commmun” (het doel van de maatschappij is het ge-[meenschappelijk geluk.) Robespiere verklaarde: „Nous voulons 'un ordre des choses, oü toutes les passions basses et cruelles soient enchainées, toutes les passions bienfaisantes et généreuses éveillées par les lois .... „Nous voulons substituer dans notre ^pays, la morale è, 1’égoïsme, la probité a 1’honneur, les devoirs