HOOFDSTUK I.
De Fransche Revolutie van 1789.Toen de achtiende eeuw ten einde neigde, had de economische ontwikkeling van Engeland die van Frankrijk reeds vrijwel ingehaald niet alleen, maar was haar reeds hoven het hoofd gewassen. Maar in Engeland hadden reeds in 1648, en daarna in 1688 in de z. g. n. „glorious revolution” („glorierijke omwenteling”) de burgerlijke klassen gezegevierd over den adel en het absolute koningschap.
De strijd der fransche burgerklasse richtte zich tegen alle bestaande grondslagen der maatschappij en nergens is zoo van grond uit met het oude opgeruimd, dan in Frankrijk in het Revolutietijdperk van 1789.
De fransche burgerij, die den strijd had te voeren tegen de absolute monarchie en de gepriviligeerde klassen van den adel en de groote geestelijkheid, had in dezen strijd het gansche volk achter zich. Maar dit duurde niet lang; spoedig genoeg, en wel voornamelijk toen het gold de vaststelling van ieders rechten, kwam de verdeeldheid van meening aan het licht, die reeds in den strijd om het bestaan die de Republiek had te voeren, van grooten invloed moest wezen.
Aan den eenen kant splitste de partij van den derden stand zich in die der fabrikanten, groote grondbezitters en handelskapitalisten, aan den anderen kant kwamen de arbeiders te staan en de kleineburgers.
Als vertegenwoordiger der laatste belangen, komt in het revolutie-tijperk vooral Jectn Paul Marat op, die hoewel zelve geen arbeider maar geneesheer, méér den proletarischen kant van