Proudhon had geschreven: „De werkstaking der arbeiders is -onwettig. En het is niet alleen heTVetboek"van StrafrecldTdat diFzëglp maar ook het economisch systeem, de noodzakelijkheid
van de bestaande orde____ Dat elke individueele arbeider de v
vrije beschikking moet hebben over zijn persoon en over zijn I handen kan geduld worden; maar dat de arbeiders door middel van samenspanning, zich vermeten het mopolie geweld aan te j doen, kan de maatschappij niet toelaten.” '
„De economen en de socialisten,” zegt Marx, „zijn het hier op één punt samen eens: in het veroordeelen van de coalities der arbeiders. Zij motiveeren deze hunne veroordeeling alleen maar verschillend. De economen zeggen tot den arbeiders: vereenigt u niet. Want doordat gij u vereenigt, houdt gij den regelmatigen gang van de industrie tegen, verhindert gij er de fabrikanten in hunne bestellingen na te komen; stoort gij den handel en bevordert gij de snellere invoering van machines, die uwen arbeid voor een deel overbodig maken en u daardoor dwingen zullen, een nog lager loon aan te nemen. Overigens is uw werken om niet; uw loon zal steeds, door de verhouding van het aantal gezochte handen tot die van het aantal aangeboden handen, worden bepaald. En het is even zoo belachelijk als het gevaarlijk is, u te verzetten tegen de eeuwige wetten van de Staathuishoudkunde.
„De socialisten (d. w. z. de toenmalige: die van de school van Fourier in Frankrijk en de volgelingen van Owen in Engeland) zeggen tot den arbeiders: vereenigt u niet, want wat zoudt ge er ten slotte bij kunnen winnen? Eene loonsverhooging? Welnu, de staathuishoudkunde zal u met evidente bewijzen overtuigen, dat op de loonsverhooging van een paar penningen, die gij in het gunstigste geval daarmede kunt bereiken, een terugslag volgt van een veel langduriger aard. Goede rekenaars zullen het u voorrekenen, dat gij jaren zult noodig hebben om door middel van die loonsverhooging, slechts de kosten goed te maken dien