VI
geen voorstanders zijn van de z. g. n. „propaganda door de daad.,r
Het woord socialisme dankt zijn ontstaan in de vorige eeuw aan Pierre Leroux, een der scholieren van Saint-Simon en een philosophisch socialist, die, gelijk hij zeide, dit woord smeedde in de oppositie tegen het individualisme en daarmede eene politieke organisatie bedoelde, waarin het individu opgeofferd zou worden aan de gemeenschap. Dit begrip is dus, gelijk men ziet, zoo algemeen mogelijk; want feitelijk van af het bestaan der georganiseerde staat of gemeenschap, is steeds het individu, in meerdere of mindere mate, opgeofferd aan het belang van de gemeenschap. Het geeft den feitelijken inhoud van het woord dus, in ’t geheel niet weêr.
Er is nog een andere verklaring van het woord die eveneens van een franschen socialist van beteekenis stamt, en evenmin iets zegt en deze is van P. J. Proudhon, Toen deze in’tjaarl848 voor de Rechtbank stond, vroeg hem de president: of hij niet een socialist was? „Zeker! meneer de president,” antwoordde Proudhon; „Nu” vroeg deze hem, „wat is dan eigenlijk het socialisme ?” — „Elke poging tot verbetering van de maatschappij,” antwoordde de ondervraagde. — „Maar dan,” zeide den president „Zijn wij tegenwoordig allen soalisten! — „Precies zoo denk ïk er ook over,” was het wederwoord van Proudhon.
Hierbij sluit zich het bekende woord van den engelschen liberalen Staatsman Sir William Harcourt aan, die voor jaren geleden in het Engelsche Parlement uitriep: „Tegenwoordig zijn wij allen socialisten!”
Is het woord socialisme, gelijk wij reeds zeiden, zeer onbestemd en vaag, en kan, gelijk men ziet, daar onder begrepen worden, al wat maatschappelijke verbetering der minder-gegoeden in onze samenleving in zich sluit, het begrip sociaal-demokratie heeft eene meer scherp belijnde, zeer wel te omschrijven beteekenis. Het sluit in-zich, een stelsel van maatschappelijke verandering, volgens bepaalde regelen, volgens bepaalde wetten, zou men kunnen zeggen. Het heeft een wetenschap ten grondslag, eene gesloten levens- en wereldbeschouwing.
In het algemeen genomen, is de grondslag van de sociaal-demokratie, de erkenning dat geene duurzame en blijvende verbetering van de maatschappelijke toestanden mogelijk is, zonder opheffing van het privaat-bezit van de produktie-middelen der maatschappij, grond en bodem, machines, fabrieken, middelen van vervoer en verkeer, kortom al datgene waarmede tegenwoordig wordt voortgebracht. Dit beginsel is het communisme, ongeacht of dit in praktijk gebracht zal worden door midde