Karl Marx en zijne voorgangers

Titel
Karl Marx en zijne voorgangers

Jaar
1902

Overig
Serie: De groote denkers der eeuwen ......

Pagina's
300



159

Marx stelt de utopie van Proudhon gelijk, met den wensch van iemand die gaarne zou zien, dat de waren in zulke proporties zouden worden voortgebracht, dat men ze tot de gewone, hem believende prijs van de hand zou kunnen zetten. Hij wijst erop, dat het van-huis-uit eene burgerlijke illusie geweest is, zich den individueelen ruil zonder klasse-tegenstellingen voor te spiegelen; om zich de burgerlijke maatschappij, als een toestand van harmonie voor te stellen en als eene van eeuwige gerechtigheid, die niemand veroorlooft zich te verrijken, op kosten van anderen. Maar de „juiste proportie tusschen aanbod en vraag” was slechts mogelijk in die tijden, waarin de produktie-middelen beperkt waren, waarin den ruil zich binnen buitengewoon enge grenzen voltrok; waarin de vraag het aanbod, de consumptie, de produk-tie beheerschte. Zij is onmogelijk geworden met het ontstaan van de groot-industrie, die al reeds door de instrumenten waarmede zij werkt gedwongen is, gedurig in steeds grootere mate tepro-duceeren; die niet op de vraag kan wachten; die met natuurnoodzakelijkheid de gestadige, aan elkander opvolgende wisselingen van prosperiteit en depressie, krisis, stilstand, nieuwe prosperiteit en zoo vervolgens, door moet maken. „In de huidige maatschappij,” gaat Marx voort, „in de op individueelen ruil gebaseerde industrie, is de anarchie die er in de productie heerscht, de bron van zóóveel ellende, maar gelijktijdig óók de oorzaak der vooruitgang. Nochthans, van tweeën een: of men wil de juiste proporties van vroegere eeuwen, mèt de produktiemiddelen van onzen tijd, — en dan is men reaktionair en utopist tegelijk, — of men wil de vooruitgang zonder de anarchie, en dan moet men afstand doen van het behoud der produktiekrachten op de basis van den individueelen ruil.”

Marx toont vervolgens aan, hoe het met de bijzondere nut-tigheidstoepassingen, die Proudhon gemaakt had omtrent het goud en het zilver, eigenlijk precies is gesteld.

Goud en zilver, zouden volgens Proudhon de eerste waren zijn, welker waarde tot constitueering zijn gekomen en uit de souvereine wijding zegt Proudhon. „die erop werd gedrukt door de zegels van de vorsten, is er het geld uit voortgekomen.” „Het geld,” antwoordt Marx hierop, „is niet een zaak maar eene maatschappelijke verhouding; een schakel in den ganschen keten van de ecomischen verhoudingenen f en als zoodanig op het innigst met hen verbonden. Gelijk de individueele ruil, beantwoordt het aan eene bepaalde produktiewijze. Het believen der souve-reinen heeft het geld niet geschapen. Inderdaad, men moet wel élke historische kennis missen, om niet te weten, dat de sou.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.