— 135 —
het proletariaat; het proletariaat kan zich niet opheffen, zonder de verwezenlijking van de philosophie te worden.
Wanneer alle inwendige voorwaarden daartoe vervuld zijn, zal de duitsche opstandingsdag worden aangekondigd door het kraaien van den Gallischen haan.
* *
*
Eveneens uit het jaar 1843, en geschreven te Bronswijk zijn de opstellen van Karei Mant over:
De Jodenkwestie.
Bmno Bauer had in dat jaar twee artikelen geschreven over deze kwestie. Het eerste was getiteld: „De Jodenkwestie”; het andere „Over de geschiktheid der hedendaagsche Joden en Christenen zich te emancipeeren”, geschreven in Zwitserland en uitgegeven door George Herwegh.
De Jodenkwestie was in die dagen een der slippen waaraan het duitsche idealisme, de economische ontwikkeling gepakt had. De christelijk-germaansche Staat mishandelde, verdrukte en vervolgde den joden, terwijl hij ze aan den anderen kant, tegelijk duldde, begunstigde, ja zelfs liefkoosde.
De duitsche-Bondsakte had in artikel 16, een algemeene jodenwetgeving tot uitgangspunt genomen, maar aan die belofte was evenmin voldaan, als aan zoovele anderen. De duitsche joden leefden staatsrechtelijk nog in de ruïnes van de feodaal-midden-eeuwsche Ghetto-toestanden. In den Pruissischen Staat alleen, bestonden achtien verschillende joden-wetgevingen, die naar gelang der verschillende lokale gesteldheid, liepen, van af de gelijkstelling van de joden met de christenen, tot aan de meest achterlijke en middeneeuwsch-barbaarsche verhoudingen toe.
Daarbij kwam dat de moorddadige rol die den joden opgedwongen was, doordien men hen alleen het geldwoekerdom vrijliet, tegen hen een verschrikkelijken haat had ontketend en dit niet alleen onder de boeren en kleine handwerkers, maar ook in de steden, doordien juist daar de joden aan economische macht en invloed wonnen voornamelijk door den geldhandel, waarop zij zich hadden toegelegd. De joden schudden daardoor zelf aan de ketenen hunner onmenschelijke positie in de beschaafde maatschappij en vandaar dat er in die dagen, onder de zich noemende „humanisten”, algemeen over hunne positie werd ge-