— 124 —
het duitsche volk en de behoeften der volkeren, zijn de laatste gronden hunner bevrediging zelf.
En zelfs voor de moderne volken kan dezen strijd tegen den gebomeerden inhoud van het Duitsche status-quo niet van belang ontbloot zijn, want dit Duitsche status-quo is de openhartigste voleindiging van het ancien régime en dit ancien régime, is het verborgen gebrek van den modernen Staat. De strijd tegen den Duitschen politieken toestand van het oogenblik is de strijd tegen het verleden der moderne volken, en door de reminicensen van dit verleden, worden zij nog steeds bedreigd. Het is leerrijk voor hen, dit ancien régime, dat bij hen zijn tragedie beleefde, als duitsch revenant, zijn komedie te zien spelen. Tragisch was zijne geschiedenis, zoolang het de pre-existeerende macht van de wereld, de vrijheid daarentegen een persoonlijken inval was; in één woord: zoolang het zelve aan zijn rechtmatigheid geloofde en gelooven moest. Zoolang het ancien régime als de voorhanden wereldorde, met eene, eerst in wording zijnde wereld streed, had het een wereldhistorische dwaling aan zijne zijde, maar geen persoonlijke. Zijn ondergang was daardoor tragisch.
Het tegenwoordige duitsche regime daarentegen — een anachronisme — een flagrante tegenspraak tegen algemeen erkende axioma’s; de voor de wereld tentoongestelde nietswaardigheid van het ancien régime, beeldt zich slechts in, aan zich-zelf te gelooven en verlangt van de wereld, diezelfde inbeelding. Wanneer het aan zijn eigen bestaan geloofde, zou het ditzelve dan verstoppen, achter den schijn van een vreemd wezen en zijn redding zoeken in huichelarij en sophismen? Het moderne ancien régime is slechts de komediant van eene wereldorde, wier werkelijke helden gestorven zijn. De geschiedenis gaat grondig te werk en maakt vele phazen door, wanneer zij eene oude gestalte ten grave draagt. De laatste phaze eener wereldhistorische gestalte, is hare komedie. De góden van Griekenland, die reeds eenmaal tragisch ten doode gewond waren in den geketenden Prometheus van Aeschylos, moesten nog eenmaal komisch den dood ondergaan, in de gesprekken van Luci-anus. Waarvoor deze gang der historie? Opdat de menschen vroolijk van hun verleden zullen kunnen scheiden. Deze vroolijke historische bestemming, vindiceeren wij voor Duitschland’s politieke machten.
Zoodra intusschen de moderne politiek-sociale werkelijkheid zelf aan de critiek onderworpen wordt; zoodra dus de critiek zich verheft tot waarlijk menschelijke problemen, bevindt zij zich