122 —
bevindt zich reeds als een beschimmeld feit. in de rommelkamer der moderne volken. Wanneer ik de gepoederde pruiken negeer, houd ik altijd nog de opgepoederde pruiken over. Wanneer ik de duitsche toestanden van 1843 negeer, sta ik, naar fransche tijdrekening, nog altijd nauwelijks in ’tjaar 1780. veel minder in het brandpunt van den tegenwoordigen tijd.
Ja, de duitsche geschiedenis vleit zich. eene beweging te bezitten, die haar geen volk aan den historischen hemel nog voorgedaan heeft, noch na zal doen. Wij hebben namelijk in de Restauratie der moderne volken gedeeld, zonder van hare Revoluties iets te hebben ontvangen. Wij zijn gerestaureerd geworden, eerstens, omdat andere volken een Revolutie waagden, en tweedens, omdat andere volken een contra-Revolutie leden; ile de eene keer. omdat onze Heeren vrees hadden, de andere keer, omdat onze Heeren geene vrees hadden. Wij, met onze herders aan den spits, bevonden ons altijd maar éénmaal in het gezelschap van de vrijheid, op den dag harer begrafenis namelijk.
Eene school, welke de lafhartigheid van heden, legitimeert door de lafhartigheid van gisteren; een school, die eiken schreeuw van de lijfeigenen tegen den knoet, voor rebellisch verklaart, zoodra die knoet een bejaarde, een afgestamde, een historische knoet is; een school die de geschiedenis, gelijk Israël’s God zijnen dienaar Mozes. slechts haar a posteriori wijst, de historische Rechtsschool, zij zoude zeker de duitsche geschiedenis uitgevonden hebben, ware zij niet zelve eene uitvinding van de duitsche geschiedenis. Als Shijlock, maar als Shijlock de bediende, zweert zij bij elk pond vleesch, hetwelk uit het hart des volks gesneden wordt, op haar schuldbrief, op hare christelijk-germaan-sche schuldbrief.
Goedmoedige enthousiasten daarentegen, duitsche vaderlanders naar den bloede en vrijzinnigen van reflektie. zoeken onze geschiedenis der vrijheid, aan gene zijde van de gescliiedenis in de teutonische oer-wouden. Waardoor onderscheidt zich evenwel onze vrijheids-geschiedenis van de vrijheidsgeschiedenis van Ebers, wanneer zij slechts in de wouden te vinden is ? Bovendien is het bekend; zooals men in het woud inschreewt, zoo schalt het uit het woud, tot ons weder terug.
Dus vrede zij er in de teutonische oer-wouden!
De oorlog aan de duitsche toestanden! Zeer zeker! Zij staan onder het niveau van de geschiedenis, zij staan beneden alle critiek, maar zij blijven een voorwerp van de critiek, zooals de misdadiger, die beneden het niveau van de humaniteit, een voorwerp van den scherprechter blijft. Met hen in den