Zij hebben dit regelmatig gedaan en stellen het dan voor alsof de V.N. tot het besluit zijn gekomen om de Arabische vluchtelingen naar het gebied van Israël terug te brengen, zonder daarbij op de verdergaande conclusie te wijzen van .vrede en vrije ontwikkeling van Israël. De steun die de Arabieren verlenen aan de vluchtelingen is buitengewoon gering. Ook de steun die door de Arabische machthebbers wordt verleend, die zelf over zeer grote inkomens uit oliebronnen beschikken. Immers deze steun zou wellicht tengevolge hebben, dat de vluchtelingen in hun eigen onderhoud kunnen voorzien en daardoor zouden vergeten, dat zij vluchtelingen zijn, omdat zij een nieuwe plaats gevonden hebben, waar zij kunnen leven en gelukkig zijn. Zolang het vluchtelin-gen-probleem bestaat, is het mogelijk om de strijd tegen Israël te voeren, zowel door propaganda als in de internationale politieke arena. Wanneer men nagaat, dat vanaf 1949 tot nu, er steeds weer projecten zijn ingediend om de vluchtelingen te werk te stellen en te vestigen in de landen waar zij wonen, dat het totale oppervlak van de Arabische staten 1.200.000 vierkante km. groot is en dat daarop geen ander antwoord gekomen is dan:
1. dat de vluchtelingen alleen naar huis willen en
2. dat de „vrije” gebieden uitsluitend bestaan uit woestijnen,
dan begrijpt men dat dit vraagstuk onoplosbaar schijnt.
Johnston meende echter een oplossing te hebben gevonden. Op de vergadering die hij hield op 16 juni 1934 in Cairo verzekerde hij, dat hij er zeker van was een Jordaan-plan te ontwerpen, dat door alle partijen zou worden aangenomen. Het plan tot gebruik van het water van de rivier de Jordaan voor bevloeiingsdoeleinden, waarover Johnston sprak, zou gebaseerd zijn op 3 voorstellen, het Israëlische, het Arabische en dat van hem zelf. De onder-minister van buitenlandse zaken der V.St, verklaarde op 12 juni 1954, dat het mogelijk was spoedig bepaalde delen van het Jordaan-plan uit te voeren ter oplossing van het probleem der Arabische vluchtelingen, zonder dat daarbij inbreuk werd gemaakt op het plan voor het gebruik van de rivier in zijn geheel.
Korte tijd daarna verklaarde minister Sjaret in Tel Aviv, dat het door Johnston opgestelde plan voor het Midden-Oosten de levensstandaard van het gehele gebied zou verbeteren, een oorzaak van internationale wrijving zou verwijderen en de.Arabische.vluchtelingen, die toch reeds grote bedragen kosten zonder dat zij definitief geholpen worden, zou helpen een nieuw leven te vinden.
Johnston meende, dat een kwart van de Arabische vluchtelingen op de, volgens zijn plan geïrrigeerde gebieden, een levensbestaan zouden kunnen vinden. Op 14 mei 1955 liet Jordanië weten, dat het plan verworpen was. Op 6 september 1955 deed Johnston nieuwe concessies aan de Arabieren. Op 10 oktober 1955 vond er in Cairo een conferentie plaats-van de Arabische ministers van buitenlandse zaken over het Johnston-plan. Na afloop van deze conferentie, verklaarde Hazuna, secretarisgeneraal van de Arabische Liga:
„Er bestaat nu geen Johnston-plan meer, wij spreken alleen over een Arabisch plan”.
Israël verklaarde daarop, dat het nu verder moest gaan met het uitvoeren van zijn eigen plannen voor irrigatie, die Israël immers had geschorst ter wille van het welslagen van de onderhandelingen over het Johnston-plan. In mei 1956 verklaarde Johnston nog steeds te geloven
21