secretaris van het Arabische Hoge Comité, die verzekerde op 6 september 1948 aan een journalist van het in Beiroet verschijnende blad „Te-legraph”: 5)
„Ik wens niemand blaam op te leggen, maar alleen de vluchtelingen te helpen. Het feit dat zij er zijn, is het directe gevolg van de actie tegen de verdeling van het mandaatgebied en tegen de Joodse Staat. De Arabische Staten hebben die politiek eenstemmig aanvaard. Zij moeten dus gezamenlijk de oplossing van het probleem ter hand nemen.” Op 15 mei, de dag dat Israël werd opgericht, beloofde Azzam Pasha, de secretaris-generaal van de Arabische Liga op een persconferentie in Cairo: 6)
„Dit zal een uitroeiingsoorlog zijn, een berucht bloedbad waarvan gesproken zal worden als over de slachtingen der Mongolen en over de kruistochten.”
Wat waren de strategische belangen, die de Arabieren hadden, om de bevolking van Palestina tot de vlucht aan te sporen? Zij wilden:
1. een vergemakkelijking van de veldtocht (uitbreiding van het schootsveld);
2. de vluchtelingen zouden In de Arabische Staten een propaganda vormen door hun aanwezigheid, waardoor men hoopte op een totale inzet van alle Arabische Staten;
3. het vestigen van een indruk naar bulten betreffende de afkeer van een Joodse Staat in het Midden-Oosten: geen enkele Arabier wenst Iets te maken te hebben met de Zionisten.
De Arabische leiders spoorden dus de Palestijnse Arabieren aan, voorlopig hun woningen te verlaten. Na afloop van de straf-expeditle zouden zij rijkelijk worden beloond uit de bezittingen van de In zee gedreven Joden. De Joodse leiders hebben al hun best gedaan om de Arabieren van de vlucht af te houden. Op 30 november, de dag na de beslissing van de V.N. en de daarop gevolgde bedreiging van Arabische zijde, om met geweld deze beslissing ongedaan te maken, zei David Ben Goerl-on:
„Als wij overvallen worden, zullen wij de uitdaging beantwoorden, maar wij hopen, dat het niet nodig zal zijn. Het Midden-Oosten heeft de vrede meer nodig dan iets anders en wij hebben boven alles behoefte aan vrede.” Toen de aanval van 5 Arabische Staten begon op 14 mei 1948, luidde de Israëlische verklaring der onafhankelijkheid: „Temidden van een onuitgelokte aanval doen wij een beroep op de Arabische inwoners van de Staat Israël, om terug te keren tot de wegen des vredes en hun bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van de Staat in het bezit van een volledig en gelijkgerechtigd burgerschap en met de daaraan verschuldigde vertegenwoordiging in alle lichamen en instellingen van de Staat”. Temidden van de oorlog op 6 augustus 1948, toen de massavlucht in volle gang was, verzocht Mosje Sjaret, Israël’s minister van Buitenlandse Zaken de gedelegeerden van de V.N.:
„zo vriendelijk te willen zijn, de regeringen der Arabische Staten, die nu in oorlog zijn met Israël, ons aanbod te doen toekomen, dat vertegenwoordigers van beide kanten zouden samenkomen, om vredesonderhandelingen in te lelden.”
De vlucht was reeds vóór het uitroepen van de staat begonnen. Voor het eerst op grote schaal in Haifa.
In de laatste dagen van april 1948, nadat Irakse troepen die In het
12