je bent, maar waar oude mensen komen om er te bidden, mensen die zich nooit vergissen! Er zijn kinderen die er in onmogelijke nauwe straten spelen en voor wie de Hadassa zorgt, en hoe!
„Bent U niet bang om nog meer naar beneden te gaan,” vraagt Alexander. En dus gaan wij.
Het is echter geen gaan meer, het wordt kruipen.
Zo staan wij dan in een sjoeltje. Het sjoeltje van de Karaieten. Wel zijn er hier niet meer en minjan is er niet. Maar hun gebedenboek ligt er en een oud Thorahandschrift met verklaring. Maar wat zijn litur-giën en handschriften tegenover de sfeer?
Handschriften kunt U elders in een vitrine leggen en liturgiën afdrukken. Maar deze sfeer van een onderaards gewelf met een zeldzame helderheid brengt een beklemming teweeg. Zal de leider der Karaieten daar wellicht het volgend ogenblik binnentreden?
De gemeente der Karaiem lost zich op. De vrouw die bij de sjoel woont en er de sleutels van bewaart, vertelt in vlot Engels, (dat zij op de missieschool geleerd heeft) dat haar dochter getrouwd is met ,,a Britisher - not a Jew”, o neen.
De Karaiem vormen geen levend deel van de Joodse gemeenschap. Hier ten minste niet. En van de rest van de wereld weet ik het niet.
. . . . De Kotel-Maarawie. Klaagmuur.
Ik heb honderden afbeeldingen gezien, heb het klagen op de film kunnen zien en horen en toch is het geheel anders. Ik heb niet goed geluisterd naar wat de gids vertelde over de rijen stenen, die uit ver-
21