Ik waag mij er niet aan U een opsomming te geven van al de groepen en secten, al de kerken, moskeeën en synagogen.
Hier leven in één stad vele werelden en haast alle tijdperken die de beschreven geschiedenis van de mensheid kent. Hier beweegt zich de bonte kalei-doscoop van een onnoemelijk groot aantal gemeenschappen, Wanneer ge wilt is één uur voldoende om van een binnenplaats der Armenische Kerk waar ge U in het Rusland der Czaren waant, te brengen naar het Joodse Bagdad en vandaar naar een leerschool waar de „Sioem” de slotlezing van een deel der Misjna de Chassidische leerlingen in religieuse extase brengt. Iedere groep heeft zijn eigen klederdrachten, zijn eigen gebruiken en eigen sfeer.
En dit alles samen vormt de sfeer van Jeroesjalajim.
Maar daar boven uit is er iets anders, het nieuwe Jeruzalem. Het „nieuwe” Jeruzalem, niet in de zin waarin de Christelijke theologie het gebruikt, maar zoals de bewoners van Jeruzalem het zelf noemen.
Het nieuwe Jeruzalem is niet zo „nieuw” meer. Reeds in de tweede helft der vorige eeuw werd begonnen met ’t aanleggen van nieuwe wijken, vooral door het initiatief en dank zij de steun van Sir Moses Montefiori, de bekende Joodse philantroop uit Engeland.
Toen werden de wijken aangelegd, de sjechoenoth, met hun woningen rond een binnenplaats, (die nu al voor ’n deel een vervallen indruk maken en die de herinnering aan zijn naam levend houden) Jemin Mosjeh, Zichron Mosjé en anderen.
Dat zijn ook de buurten, ontstaan rondom de
14