heimwee-vol verlangen en bewuste terugkeer — van opbouw en ontginning.
„Dames en heren — U komt zojuist aan in Lydda Airport — wilt U de aanwijzingen precies opvolgen? Dan kunt U na het vervullen van de vereiste formaliteiten gebruik maken van de auto’s die buiten wachten en die U naar Jeruzalem of Tel-Aviv zullen brengen.”
De „vereiste formaliteiten” nemen geruime tijd in beslag.
Er is een Arabisch ambtenaar die op onbegrijpelijk langzame wijze vragen stelt en formulieren invult. Van mijn haast merkt hij niets, hij heeft er volstrekt geen begrip voor.
Maar eindelijk wacht er buiten een auto, die de K.L.M. heeft gecharterd en die ons naar Jeruzalem zal brengen. Het is een Arabische taxi, want de Joodse chauffeurs krijgen geen nachtverlof op de weg naar Jeruzalem waar „curfew” heerst. De woorden „cur-few” of de Hebreeuwse vertaling „Otser” ken ik.
Zij behoren bij de kolommen op de voorpagina’s. Op deze weg heerst staat van beleg — er mag ’s nachts niet worden gereden.
De Engelse beambte aan de slagboom onderzoekt onze papieren — in orde!
Ik ben op weg naar Jeruzalem en.....midden in
het probleem.
„Hier langs,” zegt de vriend, die mij van het vliegveld heeft gehaald, „hierlangs loopt de grens van de voorgestelde Joodse Staat.”
Het vliegveld Lydda ligt binnen deze geprojecteerde „Joodse Staat”. De weg loopt vrij stijl op. De Joodse Staat. Zou hij er komen? De laatste
10