V
In Dijon voegde ik mij voorgoed bij Jeróme voor een laatste dagreis. Maar hoewel hij hemel en aarde bewoog opdat ik mijn vos zou stallen en in de karos mijn entree op Auzun maken, hij bracht het niet verder dan dat ik, naast het portier rijdend, hem nu en dan een blik gunde op mijn blijkbaar kostbare persoon. De muffe lucht van het vehikel, waarin de beide mannen dagenlang hadden gehuisd, maakte mij bijna onpasselijk toen ik het hoofd naar binnen stak.
Wel kleedde ik mij in een beter pak en ook beloofde ik mijn gouverneur, dat ik mij op het kasteel niet anders zou vertoonen dan in het blauw-fluweelen costuum, dat hij mij te Parijs met spoed had laten maken. Ik had mij nooit tegen zijn wenschen verzet als ik ze onschuldig achtte, hetgeen mij beter in staat stelde om alle andere te negeeren. Toen en later heb ik ondervonden, dat men op deze wijze met het grootste aantal menschen vrede houdt.
Wij geleken werkelijk een vrij eendrachtig gezelschap toen een lakei van Auzun ons tegemoetkwam aan den ingang van het dorp. Hij bracht mij bericht dat mijn voogd mij voor het souper wenschte te ontvangen en dat ik in het jachthuis logeeren zou. Dit was een vooruitgang,
62