„Excuses mevrouw, ik laat u niet achter bij een allemansvriend met een rood dasje.”
Toen, recht en snel, als ze den fakkel had gestoken in de houtmijt, stak zijn rechterhand den kandelaar vooruit, tot in het geverniste doek, dat geweldig werd oversprongen door een enkele, groote, roode vlam.
Lord Tyne liet den kandelaar vallen, die terugketste tegen de haardplaat; de slag van zilver op staal galmde als een luidende klok. En zonder een verdere gedachte, souverein in zijn eigen daad, strekte hij zich op het wijde bed. De gele vuurtong, die langs de bedpost strengelde, kaatste vonken uit de diamanten oogen van den Draak. Rondom gonsden de vlammen over het oude eikenhout.
Het vuur van Harton Castle scheen zijn gloed tot in de winkelvensters van Londen.
55