Alfred Josiah's hand gleed opnieuw liefkoozend over zijn achterhoofd.
„Och, er is natuurlijk altijd een enkele debater, die wat grof wordt. Maar ik wist het debat toch steeds weer terug te brengen naar het cultureele plan. ■— En met mijn eigen partijgenooten is de verhouding alleraangenaamst. Van beide zijden wat geven en nemen, nietwaar?”
De journalist dook naar een minieme bloc-note. „U bedoelt?”
Losjes terugleunend in zijn fauteuil vervolgde Alfred Josiah:
„Ik heb nu eenmaal wat ruimere, meer algemeen humanistische opvattingen, -— ik ben toevallig op een andere plaats in de wereld geboren,” —•
Toevallig? Lord Tyne hoorde zich kermen, maar achter hem stond de bediende met den luchter en hij klemde de tanden opeen.
•— „en zij willen die inzichten wel billijken. Daarentegen aanvaard ik hun kleine zwakheden, hun kinderlijke revolutionnaire symbolen bijvoorbeeld. Waarom ook niet? Ik zie elke materieele verbetering als aanleiding tot cultureelen vooruitgang.”
„Een zeer schoone visie!” De Deken van St. Michael's Hartondale stond naast de beide mannen. Hij had achter een groep palmen zitten dutten, als op ieder feest dat hij bezocht, maar ernstige en waardig sprekende stemmen hadden steeds het vermogen hem te wekken.
„Een aangenaam visioen,” gaf de journalist toe. „Maar van cultureelen vooruitgang gesproken, •—■ dat ar-
40