„Wel wat laat, Heeren, mijn oom laat zich verontschuldigen. Ik hoop dat de Pers met mij nog een glas op zijn gezondheid zal drinken/'
Een kleine man met spitsen gelen schedel drong naar voren, wenkte stilte en riep luid:
„Maar ook op het succes van den nieuwen afgevaardigde.”
Allen dronken. Alfred Josiah glimlachte bescheiden, welwillend, en zette het volle glas terug op het buffet.
Juist, •— de geheelonthouder dronk niet. Maar was het dan mogelijk om een dronk uit te brengen dien men niet meedronk?
„Is dat mogelijk, is dat mogelijk?” De woorden herhaalden zich, Lord Tyne hoorde ze zich zeggen, voelde dat hij ze zeide, tusschen zijn tanden. Was dit dan mogelijk, dit alles, was het mogelijk, kon het bestaan, dat deze menschen werden welkom geheeten in zijn naam, dat deze menschen werden toegelaten binnen het Huis? -— de Pers genood binnen zijn woning, de Pers, die hij had buitengesloten, die hij haatte, omdat ze alles wat ze aanraakte, maakte tot het algemeene gemeene? Hier, binnen de muren van Harton Castle die bende wilddrijvers, die al het edele opjoegen tot het onder schot kwam?
Zijn tanden klemden, hij voelde de bonzende woede persen in zijn keel, *— ondraaglijk was deze benauwing, deze woede, die terugsloeg in zich zelve. Binnen zijn vuisten drongen zijn nagels zich in de handpalmen, -—-was dit dan mogelijk, ■— zulk een vernedering, die toch gedragen moest worden?
Zijn voeten stonden zwaar tezaamgesteld, de drift die
37