maar hij kiest niet, hij loopt en waar hij loopt, is de weg. Dat is heel prettig. Alleen wanneer ik een boodschap moet doen voor zijn moeder, regel ik den weg. Vanmorgen zou ik appelen meebrengen, uit den fruitwinkel, maar Jantje liep zoo lekker in het zonnetje op de parkpaadjes. Toen bedacht ik, dat ik de appelen wel kon vergeten, dan hoefden we niet naar de drukke straat. Jantje had me niet herinnerd aan den fruitwinkel, maar toen we vlak bij huis waren, stond daar een kar met mooie bellefleuren. „Koopt u ze maar hier,” zei Jantje, alsof het vanzelf sprak, dat die kar daar voor ons was neergezet.
Aan Jantje behoort de wereld.
Juffrouw de Groot is tevreden over de appelen, ze zijn voordeeliger dan in den winkel. Dat valt me mee, men kan dus toch aan een kar koopen, moeder zei altijd, dat kan niet omdat zulke karremenschen een dame te veel laten betalen. Ze vond ook, dat het niet staat. Natuurlijk staat het raar om met een vormloos pak in een oude krant onder je arm te loopen en natuurlijk hoort het niet, dat je midden op straat stil staat bij een kar zoodat ieder naar je kijkt. Het is niet damesachtig om iets te doen waardoor anderen naar je kijken en ik vind dat ook niet prettig. Maar nu met Jantje dacht ik daar niet aan, het sprak vanzelf, dat ik appelen zou koopen nu de gelegenheid er was.
Eigenlijk moest een mensch alleen doen wat vanzelf spreekt. En niet verder denken.
Ik heb weer met hem gesproken. In zijn eigen huis. Hij
62