Zelfs de ledikanten met hun versleten dekens zonder sprei maakten een armzalige indruk. Theo was leraar; hij leidde leerlingen op tot instrumentmaker aan de plaatselijke ambachtsschool (lagere technische school) en het zeer bescheiden salaris werd ongetwijfeld door de primaire behoeften van het zevenkoppige jonge gezin ‘opgeslokt’. Misschien was Bep ook niet zo’n bekwame huisvrouw als Agaath.
Zodra wij ’s avonds klaar waren met eten - de kinderen aten vooraf en de kleintjes werden dan naar bed gebracht - stond Theo op van tafel en ging naar de voorkamer, die tegelijk zijn werkdomein was. Eetkamer en woonkamer liepen zonder afscheiding in elkaar over. Bep en ik bleven nog wat zitten praten. Waarover? Bep vroeg vol belangstelling naar mijn ouderlijk huis en ik stak van wal....
De volgende avond al bleef Theo na het eten bij ons aan tafel zitten en bleef de afwas in de keuken op ons wachten. Van die dag af begonnen onze steeds uitgebreider natafel-gesprekken met zijn drieën tot het ritueel van de avond te horen.
Al na twee dagen, het was stralend mooi weer, vroeg Bep mij ’s middags of ik zin had met de kinderen te gaan wandelen. Dat leek mij wel. Irene werd in de wandelwagen gezet, Imre mocht helpen duwen, maar kon als zij moe werd ‘meerijden’. Walter, het probleemkind, wilde onder geen voorwaarde met mij mee en de tweeling liep als jonge honden voor ons uit, achter ons aan of naast ons. Wij waren vrij gauw buiten de bebouwde kom. Ik ademde de lucht diep in en genoot van het groen, het koren, de bomen in de verte en het vrije uitzicht. De realiteit, alle heersende ellende leken zich in de einder op te lossen. Hier liep ik met ‘mijn’ kinderen, vrij in de vrije natuur, hier voelde ik mij bijna gelukkig. Is het daarom dat die ene week eindeloos scheen, toen en later, aan geen kalender gebonden? De kinderen kwamen opgetogen thuis, zodat Walter zich ongevraagd bij onze volgende wandeling aansloot.
Als het mooi weer was en het huis was aan kant, zaten Bep,
Imre en ik ’s morgens in de achtertuin en haalden pas geplukte bonen af. Nu nog, meer dan een halve eeuw later, wanneer de gekookte sperziebonen op mijn bord bijzonder vers en smakelijk blijken, verbeeld ik mij die kostelijke bonengeur in de tuin van