En toch leefden wij

Titel
En toch leefden wij

Jaar
2015

Pagina's
235



de enig écht blonde en blauwogige van de drie broers - maar omdat hij haar achternaam droeg en Jan (11 jaar) en Henk (8 jaar) die van haar gescheiden echtgenoot. Bovendien zinspeelde zij nu en dan met voor haar ongewone warmte op ‘een’ relatie in het verleden met de broer van de Joodse juffrouw Meijer. ‘Juffrouw’ Meijer leefde ondergedoken bij Pit, mijn eerste onderduikadres. Door haar toedoen waren Pit en Jenny, die zij via haar broer kende, gezamenlijk op de ‘arbeidsmarkt voor Joodse onderduikers’ verschenen. Achteraf bezien wilde Jenny ons misschien door middel van deze relatie van haar pro-semitisme overtuigen.

Wij hadden gelegenheid te over om Jenny’s zwakheden te analyseren. Ongeveer 1.70 meter lang, knokig, ook in haar langwerpig gezicht met de zware oogleden, bewoog zij zich kaarsrecht en onhoorbaar, zoals het een goede gymlerares betaamt. Niets in haar uiterlijk wees op haar passie: eten.

Zodra Ruth het door haar met veel zorg toebereide maal op tafel had gezet, vielen al haar remmen weg. Uit de dampende schotel(s) schepte zij, op de lepel gevolgd door drie paar begerige jongensogen, haar bord boordevol en bedeelde dan de jongens naar leeftijd. Als hekkensluiters kregen wij, Ro en Els, de gelegenheid onszelf te bedienen op voorwaarde dat wij ons aan de spelregels hielden: een hap-hapje overlaten voor mammie. Zelfs de hartenkreet van haar oudste: “Mam, mam toch, ik heb nog honger!” kon haar niet van dit privilege doen afzien.

Alle ingrediënten waren in die tijd (zomer 1943) op de bon of werden door de betreffende leveranciers zelf onder hun vaste klanten ‘verdeeld’ (bijvoorbeeld groente en fruit). Jenny streefde ernaar om van de toen al sobere boter- en suikerdistributie een voorraad aan te leggen. Het leeuwendeel van de suiker verdween in het door haar beheerde deel van het dressoir. De boter werd na aftrek van een bescheiden, voor bij het brood bestemde portie, met zout opgepot in een Keulse pot, waarvan zij het peil met argusogen bijhield. Desondanks wist Ruth nu en dan het wakend oog te bedotten en een klodder boter aan de stamppot van rauwe andijvie, Jenny’s lijfgerecht, zo voordelig, toe te voegen. Dan prees zij wel boven haar tot de laatste spetter schoongegeten bord Ro’s kookkunst de hemel in, maar bespeurde allerminst het verboden additief.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.