HOOFDSTUK I
De reputatieDe timmerwinkel van baas Godefrooi stond aan eèn Burgwal. Om allen twijfel aan en omtrent „stand ’ te vermijden, zij hier maar dadelijk verteld dat hij stond aan den allernetsten Burgwal der stad en nog wel op bet deftigst gedeelte daarvan. Een twintigtal huizen verder kruiste een breede hoofdstraat dien allernetsten Burgwal en door die straat liep dag en avond veel chic volk en rééd er ook wel, in eigen rijtuig of automobiel.
Tot overmaat van deftigheid moet nog worden vermeld dat de werkplaats van Godefrooi de eenige „zaak” was op dat keurig stukje Burgwal. Links en rechts er van stonden toe-huizen ; te weten, huizen met bel-etage en vrije bovenhuizen. Huizen waarin zeer nette en gezeten menschen woonden zooals makelaars in meubelen en verzekeringen, dokters, advocaten en groote kooplieden. En te midden van die huizen stond de rustige burgerwinkel, op den zelfden, netten stand waar de stichter der Godefrooische timmer-dynastie hem een eeuw geleden had gevestigd. Dien stand was door de zaak, door al die jaren heen, nóóit oneer aangedaan en de winkel scheen dan ook mettertijd in de hoogere sfeer der gegoede burgermanswoningen te zijn opgenomen, inplaats van dat hij den glans der gegoede burgers had bevlekt met het minderwaardige dat van „werk en werkvolk” kon uitgaan.
Geen kwestie van, dat de nette en gegoede bewoners van den Burgwal, de buren van Godefrooi, den winkel ooit hadden beschouwd als een zaak die ze duldden. Indien wèl zoo, dan zou dat natuurlijk ontzettend dwaas zijn geweest, wijl niet één familie op zóóveel woonjaren kon wijzen als juist de familie Godefrooi. Maar al had het feit, de oudste bewoonster van den Burgwal te zijn, in dat opzicht niét den doorslag gegeven, dan zou toch geen andere bewoner het hebben gewaagd zich op minderwaardige wijze uit te laten over een zaak die zich in een zóó gunstige reputatie mocht verheugen, als de zaak Godefrooi. En op den Burgwal, gelijk overal elders op de wereld, was de reputatie nummer één en alles.