mogen kussen, den geur van haar haren opsnuiven, haar hand streelen, haar kous en jumper mogen zien.
Anderen, anderen! schreeuwde hij, anderen óók!
Toen ze dat zei, toen wou ik natuurlijk niet meer en ging dus juist en soms ging ik niet en toen wou ik haar dolgraag zien.
Wat zeg ik nou eigenlijk? Begrijp jij me? Ik snap er zelf niets van. Heb jij wel eens een verliefd mensch begrepen?
Barrèl voelde zich wat minder loom en krabbelde overeind, zonder den Man met het Dronken Gezicht ook maar een letter antwoord te geven. Deze keek hem nu wantrouwend aan, greep zijn arm en trok zich omhoog. Barrèl liep terug naar ’t Huis, maar de man hield zijn arm vast en praatte onverstoord door.
Mijn praatjes verveelden haar, zei ze. Ze wou mijn tientjes wel aannemen en ook wel aardig zijn, maar mijn gezanik over liefde vond ze ouwe wijvenkost. Als ik die niet voor me kon houden, dan hoefde ik niet meer terug te komen.
Wat ’n taal, hè? Het heele ding was twee en twintig jaar oud.
Toch moest ik over mijn liefde voor haar praten en al wou ik er niet over spreken, dan deed ik het toch. Toen liet ze me door twee studenten uit haar huis gooien.
Den volgenden dag ging ik er weer heen, maar de deur was dicht en bleef dicht. Ik dacht slim te zijn en stuurde haar een postwissel van tien gulden vooruit. Maar toen ik bij d’r aanbelde, kwam haar nest van een zuster me den wissel teruggeven. „Je bent me toch een arme stakker ook,” zei ze nog op den koop toe.
Dat is nou mijn geschiedenis. Ze wil wèl aardig zijn, maar er moet niet van liefde worden gerept.
Heb jij wel eens oogenblikken gehad dat je dacht dat er
5*