BAL-MASQUE.
Het Nonnetje stond voor haar kamerdeur.
— Kom één oogenblikje bij me binnen, zei ze zacht, bijna schreiend. Geef me iets van je heerlijke gave, waardoor je het leven en de eigenschappen der menschen kan beelden, met kleuren op linnen.
— Hou je kletskoek voor je, wees Barrèl haar ruwer af dan hij eigenlijk bedoelde. Waarom zoek je je fortuin niet bij het Apengezicht of bij den Man met den Grooten Bochel.
— Laat me dan maar héél even in jouw kamer, hield ze aan. Ik wil één oogenblik je kunst zien en het gebaar van je hand, als je verf maakt, en je bezield gelaat, als je het penseel op het doek zet.
— Schaf zelf maar wat van dien rommel aan, dan heb je mij niet noodig. Je kan verf koopen in tubes, in alle kleuren en tinten. Maar daarom is het je natuurlijk niet te doen. Ajuus, hoor, ik heb heusch geen zin, vanavond.
Geagiteerd trok hij de deur achter zich dicht, maar bleef dan verrast staan. Op zijn divan lag een maskerade-pak compleet, met steek en langen dolk.
Aanstonds maakte hij licht, om alles nauwkeurig te bekijken. De kleedij leek hem het midden te houden tuschen de dracht van een middeleeuwsch, groot grondbezitter en die van een hedendaagschen, Italiaanschen bandiet.
Plots glipte een lach naar zijn oogen. Papier, alles was papier, zooals het daar lag. Het fluweelen wambuis, de kaplaarzen, de hooge puntsteek, de lange dolk. Alles van papier, maar met talent en zorg nagemaakt.
— Een grap, ’t is een grap, prevelde hij. En die grap zou hij hebben gemist, als hij over het ophaalbruggetje was gereden.
Hij schakelde de directie-kamer in.
187