reeren tot de noodlottige daad. Daar echter niet één hunner een ander kon zien en allen groote onverschilligheid jegens de anderen voorwendden, poogden ze door geluid de aandacht op zich te concentreeren. Zelfs Barrèl, wiens nieuwste geestesuiting geen gerucht behoefde, sprak zóó luid tegen zichzelf over zijn werk en zijn kunst, dat zijn stem wel tot zijn medepatiënten móest doordringen.
Drie der vijf vrouwen hadden een nieuw bezit verworven. Die trachtten, dacht hij, de mannen te suggereeren, door het overweldigen van haar, het nieuwe in haar te veroveren; daardoor waren zij minder vatbaar voor zijn invloed. Dus, stelde hij zijn volle verwachting op de Statige Feministe en de Naakte Dame.
Eén van die twee althans zou wel spoedig bezwijken voor de bekoring welke van zijn mystiek schilderwerk naar haar moest uitgaan. Zij zou zidh niet langer kunnen bedwingen en zijn kamer binnendringen om, in de overweldiging van hem, haar verlangen naar zijn nieuw geestesbezit te voldoen.
Door die daad zou hij in haar de re-incarnatie van Sitoeri, nee Sitoeri zelve herkennen. Hij zou haar grijpen, binden, naar le Grand sleepen en haar aanklagen.
En dan, dan. .. . ?
Ja, hij was niet wiè en wat hij had kunnen zijn, door schuld van Sitoeri. Als zij nu onschadelijk was gemaakt, zou dan niet de druk op zijn hoofd en borst verminderen, verdwijnen ? Zou alles in en om hem dan niet lichter worden?
Zóó dachten en hoopten ook de andere mannen der tweede klasse. En de vrouwen, wetend dat enkel het Jonge Ventje verstoken was van een nieuw talent, dachten zoo ten opzichte van hem en hoopten, door hem op te offeren, de misdaad van Sitoeri te verzoenen en de onafhankelijkheid der sexen van elkaar weer te herstellen.
155