MOOIE KLEEREN, MUZIEK.
Barrèl had een groot schilderij opgezet en werkte er nu dagelijks vijf a zes uren aan. En gedurende de maaltijden praatte hij er druk over, tegen zich zelven, doch zóó luid, dat alle patiënten der tweede klasse hem hoorden en zijn betoog gemakkelijk konden volgen.
Zij, die reeds met een nieuw talent waren begiftigd, knepen de lippen vast opeen en deden, alsof zijn gebabbel voor hen geen waarde had. De Oude Dikke Dame en de Zeenymph hielden zich voor, dat zijn artistiek gedoe en gedaas geen anderen grond hadden, dan zijn „nieuwsgierigheid” naar haar lichaam, als de drager van haar nieuwe talenten. Ze besloten, ieder voor zich, nauwkeurig op hem te letten, hoewel ze er zeker van waren, dat ze zich niet door hem zouden laten suggereeren of beetnemen.
De Jonge Onbestorven Weduwe, wier plaats aan tafel nog steeds naast hem was, voelde wantrouwen van ernstiger aard. Barrèls artistiek gepraal docht haar zwetserij, om haar op zijn kamer te lokken, teneinde haar als Sitoeri te bejegenen en aan te brengen. Daarom deed ze, alsof de stoel naast haar onbezet was en ze niets van zijn bestaan af wist. Trots haar onbegrensde achterdocht was haar „nieuwsgierigheid” naar zijn nieuw-leven echter zóó groot, dat ze zelfs het huilen afleerde en vergat.
Toen ze dat bij zichzelve waarnam, en, volgens haar gewoonte, na het diner, op haar kamer in den spiegel keek, ontroerde ze zoodanig van het nu niet behuild gezichtje, dat haar tegenblikte, dat ze aanstonds groote belangstelling voelde voor haar kleerenkast. Bij dit nieuwe gezichtje, vond zij, behoorde een nieuwe jurk; en wel zóóeen, die haar van dienst kon zijn in haar verweer tegen Barrèl’s arglistig streven. Eén, in licht
i47