Dr. Vogel. Laten we maar gauw naar huis gaan en aan de lunch verder kennis maken. Ik heb niet vooruit geschreven, om ze te verrassen.
De drie heeren, gevolgd door den pakjesdrager, werkten zich snel door de controle heen. Mijnheer Lobbes wenkte een taxi-chauffeur.
— ’t Spijt me, zei Waller weifelend, maar ik moet beslist naar mijn kamers. Ben er een week tusschen uit geweest zonder adres achter te laten. Ik denk, dat er heel wat post op beantwoording ligt te wachten. Vind je het vervelend, als ik je lunch verzuim?
— Daar komt niéts van, antwoordde zijn vriend met nadruk. We rijden bij jou langs, halen de post aan en gaan meteen verder. Een oponthoud van een kwartier, meer niet.
Ze stapten in.
— Je kende Dr. Vogel immers al, nietwaar? vroeg Waller, toen de auto voortsnelde.
— Ik herinner me, met veel belangstelling de artikelen te hebben
gelezen over zijn seances en experimenten, antwoordde mijnheer Lobbes. Maar......
Hij aarzelde. Over zijn goedmoedig gezicht gleed een trek, die bij een ander op spot had kunnen duiden. Maar iemand, die mijnheer Lobbes kende, wist, dat spotten, met wién en met wit dan ook, hem even ver en vreemd was als elke andere hinderlijke of kwetsende hoedanigheid.
Zijn vriend Waller begreep zijn aarzeling.
— Je bedoelt dat je er niet in gelooft, zei hij. Nu, ik voor korten
tijd óók niet, maar nu......
— Heeft Dr. Vogel je overtuigd? vroeg mijnheer Lobbes, met een goedaardigen glimlach in de zachtmoedige, blauwe oogen, van zijn vriend naar den magnetiseur blikkend.
— Niet hij, maar zijn uitkomsten, de onfeilbaarheid van zijn wetenschap.
6