— Dag Mientje! Hij kneep haar hand stevig in de zijne en lachte haar leuk in de oogen.
— Dag ou-e anarchist!
— Ondeugend nest!
— Bommegooier!
Ze liepen al gezellig naast elkaar als oude beproefde vrienden.
— Wat sai het vrouwtje wel — dat je 'm smeirde?
— Heel weinig hoor. Die is groot gebracht met vergaderingen, cursussen, bijeenkomsten en meetings. Het enkele woord vergadering heeft op haar net zooveel vat als de taptoe op een oud cavalleriepaard.
— Met permissie van je vrouw gesproke.
— Och ik meen het niet zoo kwaad, wij zijn nogal liberaal. Maar hoe ging het met jou? Mocht je wel?
— Magge — poeh. Je siet me seiker voor een doetje an.
— Nee — voor een werkster van De Waal — is het zoo goed? schertste hij. Ik dacht dat je vader er nog al streng op was.
— Op de kindere! Seg oproerkraaier, hoe sal ik je nou noeme ?
55