na al loeide dat hij het niet koud had en niet doof was, de boa bleef daar hangen en schreeuwde hem onafgebroken in zijn oor.
Zijn geksten streek haalde hij uit met een schaap en een kip. Hij gebood hen van kop te wisselen en toen zij dat hadden gedaan, vluchtten alle dieren van schrik uit hun nabijheid. Want, was een kip met een schaapskop al een deerniswekkend gezicht, ze konden een schaap met een kippenkop niet aankijken zonder zich dood te lachen.
Het treurigste voor beide dieren was, dat de kip zelfs geen pootje meer verzetten kon, daar ze onmachtig was dien zwaren schaapskop mee te slee-pen. En het was te voorzien dat het schaap moest doodhongeren, want de kippenkop was niet geschikt zooveel voedsel tot zich te nemen, als het noodig had om te leven.
Manus begreep wel dat er iets voor hem opzat, als men zijn schuld ontdekte en dus maakte hij zich uit de voeten. Om den schijn te geven dat hij van niets afwist, verzamelde hij wel vijftig jonge dieren van alle soorten en trok met dat kleine grut een heuvel op om hun spraakles te geven.
Hij groepeerde ze in rijen van vijf naast elkaar, maar dat hield een heelen tijd op. Want niet één kleintje, leeuw, slang noch kalf was aan stilzitten gewoon en bovendien hadden ze gedacht dat Manus een extra-nieuw spelletje wist.
Maar eindelijk kwam er een oogenblik orde. Hij ging voor hen staan, hief den stok op en zei met ernstigen blaf:
— Zegt eens allen duidelijk na — A!
Het resultaat verraste hem. Inderdaad piepten, kraaiden, gromden, jankten en kreunden ze allen op hun eigen manier den eersten letter van het alphabet uit. Dat klonk zoo grappig, dat Manus zijn schoolmeestersernst vergat en achterover van den heuvel buitelde. Maar toen was het natuurlijk met de gezeggelijkheid van zijn school gedaan.
De kleintjes rolden hem achterna, alsof ze dachten, dat dat zoo bij spraakles te pas kwam. En ze herhaalden zoo dikwijls den letter A, dat hij wenschte, er nooit mee begonnen te zijn.
Toen nam Manus een kort maar laf besluit en zette het op een Ioopen.
Afscheid van het Vrederijk der Dieren.Dèt bedoelden zijn leerlingen juist. De heele school draafde hem achterop en die niet goed voort kon, liet zich door een, die sneller liep, meesleepen. En onderwijl klonk hun A-geroep steeds luider en werkte zoozeer op andere dieren in, dat weldra de anderen ook al A riepen. Het gansche dal daverde en sidderde van de A’s.
00