grootte omspitten en verder keurig afmaken.
„Zes tuintjes”, zei Rob. „Zouden er zes meisjes zijn? ’t Is haast niet te denken, Mie heeft er nou zes dochters en geen zoon?..
„Zoo!” zei Jo. „En de van Hulzen dan, die hebben acht dochters en geen zoon.”
„Uitzonderingen bevestigen den regel,” zei Rob geleerd.
„Wat een aardig idee, voor ieder een tuijitje. Ze mogen er zeker zelf in zaaien. Ik wou, dat ze nu maar kwamen.
„Voor mijn part mogen ze blijven,” zei Rob, die nog steeds geen vrede had met het over-heerschend vrouwelijk element bij de aanstaande buren.
„’t Zal een heel verschil zijn met onzen tuin,’* zei Jo een beetje verdrietig.
„Onzin,” vond Rob. „Ik ben een knul en die houdt niet van zoo’n honneponnerige tuin.
Onze voortuin mag d’r wezen, hoor! Wracht maar, als de stamrozen bloeien!”
„Ja, da’s waar,” zei Jo getroost. „Onze voortuin is ’s zomers fijn met al die rozen en die prachtige blauwe regen langs het huis.”
„En dan, wat zou ik met m’n konijnen moeten beginnen, als we zoo’n keurigen achtertuin hadden.”
„Nou, je kon je konijnenhokken er best in laten staan, we zouden ze een eind naar achteren kunnen zetten, meer tegen de schutting aan, en
21