85
ze. „Wat is ’t hier rustig. Heel wat rustiger dan in m'n binnenste, ’t Was weer niets vanavond. Zoo duidelijk heb ik weer de onmacht gevoeld van mijn pogen iets voor anderen te doen. Tante Miep heeft gelijk, 't Is zoo heel moeilijk voor ons om iets werkelijk goeds te doen. We liefhebberen maar zoo'n beetje in liefdadigheid en ach, we geven zoo weinig van onszelf, Maar eens komt misschien de tijd, dat ik meer en beter zal kunnen geven. Het moet groeien en ik mag het niet overhaasten. Verleden jaar nog zou ik heel tevreden zijn geweest over een avond als dezen, nu weet ik, dat het au fond niets was! Wie komt daar aan? Ik geloof warempel, dat het Professor Peltz is."
„Titia, waar zit je toch? Iedereen roept om je en toevallig wist Eef me te vertellen, dat je naar het strand was afgezakt. Waarom ben je weggeloopen, meisje?
Titia antwoordde niet. Ze kon hem niet vertellen, waarom ze weg was gegaan. Hij zou haar aanstellerig vinden.
Egon Peltz stak zijn arm door haar arm en dan zei hij langzaam:
„Trek het je niet aan, Titia. Wat jij deed „pour les pauvres” was echt."
Ze keek verrast naar hem op.
„Hoe weet u....?”
„Feeling, meisje! Onze troubadour, die met z'n vlijm-scherpe voordracht menigeen een keurig lesje gaf, heeft, ik ben er in mijn ziel van overtuigd, daarbij