6
stoelen verschoven, sprongen Eef en Jan Marsman op en holden naar de auto, waaruit nu één voor één de familie Weldam steeg.
„Hallo! old Chap!" begroette Jan z'n studievriend Wim en hij hielp hem de tennis-rackets en hockeysticks uit den wagen laden.
Eef was al naar mevrouw Weldam gehold, begroette haar, zooals men gewend was mevrouw Weldam te begroeten, half respectvol, half zooals men een kind toespreekt.
Het volgend oogenblik werd Eef omstrengeld door twee paar armen, toebehoorend aan de tweelingzussen Christine en Pauline, in de wandeling Pim en Pol geheeten, die haar direct in beslag wilden nemen, kreeg ze een genadig knikje van meneer Weldam, die zich, sinds hij een welgesteld man was geworden, ver boven allen om zich heen voelde, en een guitig knipoogje plus een vriendelijken klap op haar schouder van Chita, de negentienjarige, donker-oogige oudste dochter waarmee zij, Eef, vriendin was, al van hun schooljaren af,
„Fijn, dat jullie er zijn," zei Eef tevreden als een spinnende poes, en haar arm in dien van haar vriendin hakend, slenterde ze de hall in, waar de beide meisjes pardoes aanliepen tegen de Gérants-vrouw, die het noodig vond te vertellen, dat de familie het wèl trof, want dat de zon nu toch eindelijk was gaan schijnen.
Waarop Chita, minzaam lachend, haar rustig liet staan en de breede trap opliep, om naar haar kamer