groote plaaggeest, maar, tot waarlijk slechte dingen was hij niet in staat.
„De strop is klaar,” zei hij met vervaarlijk stemgeluid. „Twee aan twee moeten ze bengelen. Eerst vijf minuten onder de armen en dan om den nek. En,”... voegde hij er grijnzend aan toe. „Dat zal wel geen vijf minuten duren!!!”
De Koe, die meelij had met het angstige gezicht van Paul, stelde zijn heer en meester voor, het zestal eerst als slaaf te laten dienen, maar de lange Loese meende, dat die apen toch tot niets in staat waren en het maar beter was, ze ineens op te hangen. Terwijl hij nog druk bezig was met een vrij dik touw aan de rotspunten te bevestigen, werd hij plotseling omver gegooid door de Koe, die een hevigen zet van Ambro kreeg.
Ambro had zich lang stil gehouden en kalm overwogen hoe hij het beste de gevangenis kon ontvluchten.
Hij had zich daarom aanvankelijk rustig gehouden en zijn bewakers hadden dan ook weinig acht op hem geslagen.
Yan die achteloosheid maakte Ambro nu gebruik om met een bliksemsnellen vaart tegen de Koe aan te loopen, die op zijn beurt den langen Loese weer omver wierp.
Nu rende hij, zooals hij nog nooit gerend had. En voor de andere jongens hem konden nazetten, was hij hen reeds zóó ’n eind voor, dat van inhalen geen sprake meer was.
De lange Loese schold op de bewakers, die nu
5 65