op zoo ’n balk loopt, zinkt hij! Daarom springen ze vlug van den één op den ander en zoo kunnen ze een heel eind afleggen, om eindelijk weer op een dubbele laag te komen, waar ze dan veilig staan.
Die balken zijn vreeselijk glad van ’t in het water liggen en ze zijn gedeeltelijk bedekt met kroos.
De werklieden hebben dan ook als ze daarop werkzaam zijn, spijkers onder de klompen, teneinde uitglijden te voorkomen.
De jongens hebben dolle pret en ze weten niet van ophouden. Ze volgen elkaar vlug op bij het springen en merken niet, dat de dubbele balken-laag waarop ze terecht moeten komen een flink eind afgedreven is.
Nu moet Bob springen. De jongen is geheel onvoorbereid op den grooten afstand tusschen de balken, doet den sprong, komt in het water terecht en verdwijnt onder de balkenlaag.
Ontzaglijk was de schrik der jongens en onmachtig hun vriendje te helpen beginnen ze luidkeels te gillen en om hulp te roepen.
Ambro, die de meeste tegenwoordigheid van geest heeft, rent zoo hard als hij kan naar den houtzaagmolen, waar hij wist dat de werklieden zaten te schaften.
Deze waren al op het luide geschreeuw komen toeloopen en repten zich naar de plaats des onheils.
Met lange boomen maakten zij openingen tusschen de balken. Ben ervan dook onder de laag, maar kwam direct daarna weer boven om adem te halen.
28