waar ze de witte vlag (een zakdoek aan een stokje gebonden) zagen wapperen, ten teeken, dat alles veilig was.
Die zes stoelen waren een genot voor ze, want het op den grond zitten beviel ze toch niet op den duur, ’t lag er zoo vol takjes en... er was thuis al eens geïnformeerd waardoor de broeken toch zoo vuil waren aan den achterkant!
Ambrosius vond, dat ’t nu in hun hol de veiligste plaats was om alles te doen wat ze thuis niet durfden, uit angst van betrapt te worden.
„Laten we beginnen,” zei hij en z’n ondeugende oogen glinsterden van pret. „Met al onze centen bij elkaar te leggen en daarvoor telkens een Wïl-son of Nick Carter te koopen.”
„Jö, fijn!” vonden de heeren eenparig. Zoo kochten ze iederen week een spannend detective-ver-haal en dat werd dan in hun hol door een der jongens voorgelezen. En altijd zorgden ze er voor dat de posten afgewisseld werden en die het verhaal dan op hun gemak konden lezen.
„YAN M’N EIGEN VERDIENDE CENTEN.”
Terwijl ze daar zoo gezellig zaten en genoten van het detective-verhaal, kwam Ambrosius, de hoofdman op een nieuw idee.
„Zeg jongens,” zei hij en z’n stem daalde tot een zacht gefluister. „Zeg, wat zouden jullie er van zeggen, als we in ons hol eens... ’n pijpje zouden rooken?”
6