79
bejaarde doktersvrouw voor haar man en — zooals ze Herman schertsend noemde — haar pleegzoon had.
„Als je zóó’n vrouw krijgt, dan ben je rijk, man!” had dokter gezegd.
Het was op een avond, toen hij laat nog van een naburig dorp kwam en de twee lieve oudjes op hem gewacht hadden met een schaal sandwiches en een glaasje wijn.
Waarom had hij bij die woorden een gevoelige steek door ’t hart gekregen en was meteen het plan bij hem gerijpt Jenny niet hier te brengen vóór dokter en zijn vrouw voor goed van hier vertrokken waren?
„Het verschil tusschen hun en Jenny is te groot,,r had hij tot zichzelf gezegd, toen hij dien nacht nog lang wakker lag en in bed heen en weer woelde.
„Ze zouden niets begrijpen van Jen, die zoo heerlijk onbezorgd door het leven gaat. Maar als we eenmaal getrouwd zijn ”
Dit was het refrein, waarmee hij zichzelf in slaap suste, als angstige gedachten hem bespookten. Gedachten, die hij weg duwde en die toch telkens wèèr kwamen als hij zich los wist te maken uit zijn drukke waarneming, om, al was het soms maar voor een paar uur, naar Jenny te gaan.
Dan had ze hem zoo hartelijk, zoo warm begroet, was blij verrast geweest, had gepraat en gelachen en verteld van alle pret, die het mondaine uitgaansleventje in stad haar bood.
„Ik geniet maar en jij zit op dat saaie dorp en ploetert! ik voel me soms een echte egoïste,” had ze gezegd en in het mooie kopje was zooveel liefs dat hij haar op slag alles vergaf waardoor hij gegriefd was. De korte briefjes, die zoo spaarzaam kwamen, het weinige meeleven met zijn werk, het altijd maar vertellen van al haar pretjes.
Als hij dan weer in den trein zat, kwam er een onbevredigd gevoel over hem.