dat ze nu eens kon zien hoe ’t er bij die opschepster uitzag, deed deze keer niet hatelijk.
„Ik ga nog even naar Opa,” zei Nita, toen ze allen gereed stonden om weg te gaan.
„Doet ze natuurlijk om nog even bij Riek te blijven napraten!” Het was Ans, die het veronderstelde, toen ze samen met Suus naar huis liep.
„Nou en als ze dat nü doet, is dat dan zo erg? Zij is de laatste tijd het meest met Riek samen geweest.”
„Had ze toch eerlijk kunnen zeggen, dat ze nog wat bij Riek wilde blijven!”
„Gunst, kind, je weet toch niet eens of het zo is! Als je zó hatelijk tegenover Nita blijft staan, is het heus beter, dat je niet in de Club blijft. Je bederft het voor ons allemaal, want als jullie twee zó blijft harrewarren is er geen aardigheid aan voor ons.”
„Wat zouden jullie 'blij zijn als ik weg ging!”
„Als je zó blijft eerlijk gezegd wèl.”
„Jullie trekt allemaal dat vreemde kind, dat jullie nog maar zo kort kent, voor.”
„Komt alleen, omdat jij zo misselijk doet. Heus, Ans, je weet, dat ik je graag mag, al zit je dan ook vol kippe-kuren, maar zoals je de laatste tijd bent, is het geen pretje om met je om te gaan.”
„Nou, trek dan ook maar naar het de Kruyve-kind! Ik gun je de pret. En je kunt meteen tegen Riek zeggen, dat ik niet meer in d’r brei-Club wil zijn. ’t Is mij een beetje tè breierig!”
„Zeg ’t zelf maar, ongezellige boodschappen hoef je niet op een ander af te schuiven.”
Ans keek Suus in verbazing na, toen die een beetje kort afscheid van haar nam en niet, zoals ze anders vaak deed, nog even met haar mee naar huis ging.
„Het Kruyve-kind heeft ze allemaal tegen me in het harnas gejaagd,” dacht Ans en ze begon medelijden met zichzelf te krijgen. „Voor mijn part kunnen ze met z’n
Het Muizennest. 6
81