vast, dat Nita al vrolijker en gewoner was, dan de eerste keer toen ze bij haar kwam.
„We zullen een gezellige kornuit van haar maken, hè, Floortje?”
Floortje liet zich uit z’n mandje vallen en kwam bij Riek’s bed staan.
„Als je zó lief kijkt, kan ik je niet weerstaan. Kom dan maar even bij het vrouwtje,” en Riek tilde hem op het dek.
Even later dommelden vrouwtje en hond rustig in.
Floortje werd Floor en nog steeds lag het vrouwtje op bed voor het open raam.
Was het eerst een doorschijnende, tengere Riek, nu lag daar een blozend meisje, met gevulde wangen en, zoals ze zelf beweerde: „Goed op weg om een Jan Dikkeprop te worden.”
Het was begin September, een mooie Septembermaand.
„Wanneer zal ik er dan uit mogen, als het nu niet mag?” vroeg Riek aan Moeder, die gezellig bij haar zat met verstelwerk.
„Je weet het kind, Dok heeft het je zo goed uitgelegd, zolang hij nog wat geruis bij de longetjes hoort, mag je niet op. Troost je er nu maar mee, dat het zo goed vooruit
gaat’
Juist kwam Dokter, die enige dagen niet geweest was, binnengestapt. Een onstuimige begroeting van Floor, die gewend was een klontje van hem te krijgen.
„Fijn weertje, hè, Riekert?”
„Ja, Dok,” zei Riek flauwtjes.
„Wat is er aan het handje, meid?”
Riek haalde haar schouders op, wilde niet spreken, bang als ze was, dat ze haar tranen niet in kon houden.
De Augustusmaand, die koel en vol regendagen was geweest, had haar niet zo ontevreden gemaakt, maar de
44