In het bureau van Hotel Beau-Séjour zat met betraande oogen Norine Röstel voor het groote legboek, waarin ze iederen dag weer boekte, wat de verschillende hotel-gasten, die hoopten in Interlaken van een mooi najaar te kunnen genieten, hadden gegeten en gedronken.
„Madame Béril: „un thé complet". Goeie hemel, hoe moet het gaan, als dit regenweêr aanhoudt! Monsieur de Graef: ,,deux oeufs, deux thé, un lait". Het handjevol gasten, dat we nog hebben loopt weg, als het zoo doorgaat. Frau Steinach: ,,un thé simple". Vader kan het niet blijven uitzingen. We zitten al dik in de schulden. We kunnen beter sluiten.”
Een grommige kuch stoorde haar in haar overpeinzingen.
Voor de balie stond een gummi-kauwende Amerikaan, die geld gewisseld moest hebben.
Norine wipte van de hooge kruk waarop ze zat en de groote brandkast openend, wisselde ze vlug het geld, onderwijl de koers uitrekenend.
De Amerikaan telde het geld na, bromde iets over te lage koersberekening, vroeg of het weer in dit vervelende gat altijd zoo leelijk was en verdween kauwend en mopperend.
Norine wilde weer aan haar werk beginnen, toen