„Sally, berg je boel op! Ik heb geen zin altijd alles van jou op te ruimen."
Margaretha de Bruyn liep in de ruime zitkamer die ze in Hotel Beau-Séjour bewoonden nerveus heen en weer, keek met verstoorden blik naar den chaos, dien Sally geschapen had, nu ze uit den grooten koffer, die in de slaapkamer stond, alles naar hun zitkamer had gesleept, dat noodig was om te dragen op een bergtocht, die ze zich voornam den volgenden dag te maken.
„Klets niet!" Sally grabbelde in een berg groene, roode, witte wollen baretten en kapjes, pikte er een uit, zette die op haar ondeugend hoofd, trok ’m ver over de ooren.
„Margie dear, wat zal ik er voor ’n sweater bij aan doen? Waar is dat leuke ding met die geometrische gevallen erop? Ik doe er m’n Noorsche broek bij aan! Z ij n we in Zwitserland of zijn we er niet? Zeg, wat ben je weer oer-gezellig! Stommetje in ’t kwadraat! Wat heb je nou eigenlijk, old Chap? Been niet zoo heen en weer, je maakt me formeel zeeziek."
„Hier is de sweater dien je bedoelt,' zei Margret en ze haalde uit een stuk of zes, deels kleurige, deels effen sweaters, dien met de „geometrische gevallen".
„Je bent een juweel! Zeg, wat een beeld, die sweater, hè? Wacht even, waar is m'n pantalonica?