overtrof. Nooit nog had ze hem zóó hooren spelen.
Toen de laatste noot wegstierf heerschte er een doodsche stilte in de zaal. Het publiek was te veel onder den indruk om direct te applaudisseeren, doch die stilte duurde maar een oogenblik, dadelijk daarop barstte een oorverdoovend applaus los. En ’t hield niet op ; telkens en telkens weer moest Ernst terugkomen.
Kransen en bloemenmanden werden aangedragen, het werd een ware ovatie.
Men rustte niet, voordat Ernst, na even gesproken te hebben met den dirigent, nog een toegift gaf.
Toen het publiek na het spelen hiervan, nog niet ophield met applaudisseeren, trok hij zich terug in de artistenloge en kwam niet weer te voorschijn.
„Je bent heel erg moe,” zei Tine, die zijn gelaat afveegde met haar zakdoekje.
„Ja, kindje, nu heb je gelijk, ik ben verbazend moe, we zullen gauw naar het hotel gaan.”
„Wat was het mooi,” zei Tine. „Je hebt jezelf overtroffen.”
„Ben je tevreden, vrouwke ? Aan jouw oordeel hecht ik toch de meeste waarde.”
Den volgenden morgen na het concert voelde Ernst zich wat onprettig.
„Je hebt je te veel vermoeid den laatsten
176