een bom in ons midden. We hadden al zulke heerlijke plannen gemaakt om jullie komst te vieren en nu gooien die twee nare concerten alles in duigen.
Vader Durieu zegt, dat we domme ontevreden kinderen zijn en we heel goed moesten begrijpen, dat Ernst twee zulke groote concerten niet af kan slaan om thuis het Kerstfeest te komen vieren.
Och, die schatte-vader is net zoo teleurgesteld als wij allen, maar hij weet het zoo meesterlijk te verbergen. Tineke, ligt bij jullie ook zoo hoog de sneeuw ? ’t Is hier, zooals ’t in jaren niet was. Je vader maakt alle visites in de ar en ik ben al eenige keeren mee geweest.
We zijn iederen middag en avond op de bob en hebben een slede laten maken, maar we met ons zessen op kunnen, ’t Is gewoon reuze, zeg ! Wat zou ’t heerlijk zijn geweest, als jij tusschen ons in hadt gezeten. Ernst had natuurlijk niet mee kunnen doen, hij moet voorzichtig zijn met z’n kostbare polsen. Die had dan met vader kunnen arren.
’t Is echt flauw van me, dat ik er telkens weer over begin, maar we zijn er allemaal zóó patsch van, dat jullie niet komen.
Zeg, vieren jullie het Kerstfeest bij vrienden ?
Her zei van de week : „Je zult zien, dat Tine een Kerstboompje op haar kamer neemt en knusjes met Ernst thuis blijft. Dat is net iets voor Tineke.”
169