het verwacht had, het vliegveld van Le Bourget, kenbaar aan de hangars, en aan de roode, wapperende vlaggetjes, die het terrein afbakenden.
„Le Bourget,'' zei hij. Zoo moeten de woorden „land in zicht” Columbus in de ooren hebben geklonken, toen hij er op uittoog om Amerika of eigenlijk gezegd Indië te ontdekken. We daalden erg scheef. Het leek me alsof één vleugel de grond al raakte, terwijl de ander loodrecht omhoog wees. En ik was wat blij, dat de piloot tenminste vastgegespt zat, anders was hij er op het laatste moment nog uitgeslagen. Maar dan richtte de machine zich, bonsde, en botste en hobbelde over de grond, zoodat één van de Amerikaansche dames als een slappe pop uit haar stoel en er weer in terug wipte, en stond — eindelijk — stil. We waren in Le Bourget aangekomen. Dit was me zóó bekend van de vele films, waarop ik het aanschouwd had, dat ik het gevoel kreeg, hier meer geweest te zijn. Ik voelde me dan ook dadelijk thuis. Toen naar de douane, die vlug de bagage doorkeek, en daarna in de Farman-auto, die buiten klaar stond om ons naar het hartje van Parijs te brengen, voor het Grand-Hotel.
Ook de weg Le Bourget—Parijs was me uit films bekend. Waar bioscopen al niet goed voor zijn. De weg viel me bitter tegen, slecht geplaveid, hobbelig, met, inplaats van onze frissche, groene landen, en propere huisjes, hooge berookte huizen, waar elke Hollandsche glazenwasscherij dankbaar op afgestormd zou zijn. Voor een winkel bungelden op hangers jurken, die me niet het idee gaven tot de laatste Parijsche mode te be-hooren.
Maar dan... Ongemerkt bijna werd het verkeer drukker, naast onze auto's raasden meerdere auto's voort. Lichtreclames flitsten, autobussen toeterden. We naderden het Grand-Hotel.
We waren in de Ville Lumière. We waren in Parijs!
* *
*
94