Nu zou ik kunnen schrijven over Charlestonnen, uilebrillen, flirt! Want als je jongens groot worden .. ♦!
Maar ik ga jullie liever vertellen van toen ze nog klein waren, dat is veel aardiger en juist aan dien tijd zijn vele aardige herinneringen verbonden, omdat we toen woonden, zomer èn winter in de mooie badplaats Wijk aan Zee.
Jullie krijgt dus een getrouw relaas van ons leventje daar.
Je kent de badplaats alleen maar in den zomer, wanneer alles in volle fleur is, het strand vol badkoetsjes, badstoelen en dito-gasten.
Maar je moet het in den winter zien. Dan is het van een ongerepte schoonheid, liggen de duinen zoo majesteitelijk om het lieve dorpje heen.
En het strand op een winterschen dag! vooral als het stevig vriest en het zonnetje schijnt! Dan is ieder zandkorreltje een klein juweeltje en schittert het strand je tegemoet als één brok juweel.
Dan zie je, scherp afgeteekend tegen den strak-blauwen hemel, een enkele schelpenvisscher, die hoog gezeten op z'n schelpenkar is, als een Romeinsche vorst, die op zfn zegekar troont.
Maar meestal heet ie Bol of Schelvisch (Skellevisch, zeggen de Wijk aan Zeeërs). Dat ontneemt je alweer de illusie van Romeinen en zegekarren!
Even een grapje.
De mare gaat in Wijk aan Zee, dat bovengenoemde families al lange jaren een veete tegen elkaar hebben.
Spreek je een Bol, dan zal ie je zeggen: „De skellevische ... die hooren in het water!”
Kom je daarentegen een van den stam der Schellevisschen tegen, dan vertelt die je, sprekend over de min-bevriende dorpsgenooten: „Bol! Bol! Bollen hooren onder den grond!”
Maar ik ga verder.
39