27
in. „Ik heb een nichtje, dat aan het dilettanten-toneel is; die moet het voor ons uitvissen. Zoet maar, liefjes, ik breng jullie de victorie!”
„Ik heb toch zo’n razende honger,” klaagde Mar. „Ik moet eventjes knauwen. Als de lieveling nu maar niet net terug komt. Let jullie even op?”
Mar dook in de la onder haar lessenaar naar het pakje brood, maakte het snel open, haalde er een boterham uit en at die met haastige happen op.
De meisjes noemden dat „knauwen” en er behoorde routine toe, om te knauwen, terwijl de lieveling argeloos aan zijn bureau zat.
„Ha!” riep Miep. „Daar is Moeder Bwoese met de koffie!”
„Met de geutenbrie, bedoel je,” lachte Mar, doelend op de wat slappe koffie, die ze iedere morgen om elf uur kregen.
„Jij bent ook vwoeg an ’t bikkesement!” lachte juffrouw Broese naar Mar, toen die nog lustig na-knauwend, onder haar lessenaar vandaan kwam.
„Vraag het haar eens,” ried Jes. „Misschien heeft zij wel eens iets gehoord van de evoluties van ons aller lieveling op het slappe koord!”
„Wat vewtew je daaw nou?” vroeg juffrouw Broese nieuwsgierig.
„Heeft u er wel eens iets van gehoord, dat Greeffie toneel speelt?” vroeg Stans.
„Als ik me goed hewinnew heeft Gewwitsen van admini-stwatie d’w wel es iets van vewtewd. Infowmewen juwwie maaw es bij hem. Nou, meissies, ik smeew ’m, ik heb geen tijd vandaag, ik mot nog al de wuite wappe bij de diwectie. Gedag, hoow!”
„Ze moet de wuite wappe!” gierde Mar. „Is ze niet kostelijk, onze Bwoese.”
„Toch lastig, zo’n spwaakgebwek!” lachte Ans en de meisjes vonden, dat de freule er op vooruit ging en lang niet meer zo’n hooghartige draak was als in het 'begin. „Nou zul je zien, dat Gerritsen, die anders nog wel eens