DE BROEK VAN FINCH AS LEZER
Beter is het, in deze dagen, maar niet al te vaak naar de lucht te kijken! Wie het toch doet, ziet altijd opnieuw dat sinds gisteren liet figuur van goud op blauw, dat lucht en hoornen samen maken, alweer veranderd is, alweer meer blauw, alweer minder goud. . en dat betekent immers dat de mooie helft van den herfst op zijn einde loopt en dat de winter komt, eiken dag een klein stukje dichter bij! Op school zingen ze al:
Weer valt van tak en twijgen,
Het laatste blaadje af,
maar dat is toch eigenlijk een onnoodig vooruitloopen, een treiterig dreigen. . want zóóver is het gelukkig nog niet. Terwijl ze het zingen, schijnt zoowaar de zon door de ramen, onder de banken wrijven ze de pas-geraapte wilde kastanjes langs mouw en broekspijp spiegelend en bij alle kapstokken staan versch-gesneden takken, in kringetjes om beurten wit en donker geschild. Want overal liggen takken te raap, overal worden hoornen gesnoeid! Dat is precies, alsof er luiken worden wagenwijd opengegooid, die zóó lang dichtzaten, dat iedereen ze vergat, Gaan ze open, dan is het ineens veer alsof ze nooit dicht zijn geweest en elkeen herinnert zich heel goed dat ze verleden jaar ook den gouden zonnewijzer daarginds in de zon konden zien blinken, en, tusschen de huizen van het overpad door, héél in de verte telkens cén draaiende molenwiek. Den lieden zomer hebben ze tusschen de hoornen als in een prieeltje geleefd, geen gedachte meer aan den zonnewijzer en aan de molen in de verte.
Voor „Weer valt van tak en twijgen” is het dus nog wel te vroeg, maar beter is het toch, in deze dagen
36