't Sjofele mensje, spichtig hoedje met kaal uitgeveerd vogeltje op 't armelijk haarknoedeltje, groenige omslagdoek om stakkerig-mager lichaam, sjokte achteraan, manke jongen voortzeulend aan de hand; dapper stapte Saartje aan de andere.
Onder de alweer gesloten oktoberhemel, pruilig en vervelend als een jengelig kind, dat niet weet wat het wil, trokken ze, sjofele optocht, het dorp door...
71