halig, was stilletjes bij hem komen staan, streelde z'n hand, in troost-behoefte en de moeder snikte, met kleine hikjes, de ogen bewrijvend met haar zakdoek. Maar woede vlamde in Brams ogen en de handen saamknijpend, riep hij: '...Zulke beesten... zulke beesten... kinderen vermoorden... als ik er maar bij geweest was... ik zou ze... ik had ze...'
Z'n onbeholpen verontwaardigings-gestotter gaf de ontspanning. Pijnlijk, mat-glimlachend keek z'n vader 'm aan, maar de moeder, bewegelijk, met 't nattig-saamgekleefde zakdoekpropje veegde ogen af, en met bibberstemmetje van diep-geschokt oud vrouwtje stelde ze voor 'niet meer te prakkezeren over de narigheid, die voorbij was. Was 't geen Jomtof en moest de feestdag, de feestavond z'n recht niet hebben? Alles op z'n tijd. Toen was 't tijd van huilen geweest, nóu was 't tijd van lachen, Jomtof was 't en 't zou zijn zondigen tegen God, de mooie avond te verdoen in klacht over dingen, die voorbij waren...' Zich naar de oude Jood kerend, die haar met iets van glimlach zat aan te horen, voegde ze daar, druk-goedig-verwijtend, in verlangen de stemming te forceren, bij: 'Nee dat mag me niet doen, dat weet u óók wel...'
En, ineens weer huisvrouwtje wordend, met allerlei beredderinge-tjes, pruttelde zij, rad-verschrikt de mond onder de rode huil-ogen, dat de etensboel nog op tafel stond. Joop moest heel gauw afnemen, dan zou zij thee zetten, met de peren en noten erbij en met 't suikergoed, dat ze óók nog had in de kast. Dat gaf juiching onder de kinderen. Druk, wat nerveus, hielpen ze allemaal de boel bij elkaar zetten, borden met vette resten, klevend op elkander en daarop de vorken en messen, die er haast afgleden.
Handig balancerend bracht Joop 't hele stelletje naar 't keukenschuurtje.
De vader en de gast hadden zich wat afgewend en naar elkaar toe gebogen praatten ze nu halfluid in goed Hebreeuws. Vader hield ervan te tonen, dat hij nog een Jood van de óüde soort was, die z'n taal te spreken wist, en moeder luisterde met verrukt ontzag, bedrijvig doende voor de tafel, waarop ze 't theeblad en 't grof-glazen schaaltje sterkgekleurd suikergoed bij de vruchtenschaaltjes schikte...
Joop kwam weer binnen, van over de nachtlanden woei koude
6!