niet-gesloten buitendeur tegen de gangwand had gebeukt. Ze deed 'm nu op 't nachtslot, liep meteen de alkoof in, haastig, om de vader in te lichten, die ze brommend hoorde ontwaken.
In 't bed achter lagen de beide kinderen, zacht kermend in eikaars armen, de dekens over de bezwete hoofdjes getrokken... Nu moeder van hen was weggelopen, 't vreselijke tegemoet... moesten ze alles maar laten over zich komen.
En door hun, in 't opwindend praten verhitte verbeelding, fladderden wilde angstvisioenen... van de witte, koude Doodsengel, die rondging in de nacht en de deurposten merkte met bloed... van de vreemde man met 't dooie kind... van de cent, die Moosie had versnoept met Dolf... van 't gometskoekje, dat Roosje had gekregen... en niet uitgespuugd... toen ze 't merkte... en sidderend wachtten ze van moment tot moment tussen 't windgerucht buiten 't geluid te horen, geweldiger dan alles, van die grote bazuin, die eenmaal zal opklinken in de nacht.
35